14 Toen Jezus dat zag, wond hij zich erover op en zei tegen hen: ‘Laat de kinderen bij me komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. (Markus 10:14)
We moeten er alles aan doen om die smalle poort binnen te gaan en toch is dit niet je zaligmaking verdienen. Want de uitspraak die Jezus hier doet is het antwoord op het dilemma tussen genade en er alles aan doen. In de bergrede laat Jezus duidelijk het kader van een christelijk leven zien en ook Paulus probeert elke keer het kader van ons leven aan te geven. Een leven waarin we het karakter van God uitstralen, een leven vol van liefde en heiligheid. Alleen dit leven (pad) leidt tot in de hemelse stad.
Het proberen te verdienen is hard werken aan je daden. Je zoekt naar wegen om goede daden te doen waarmee je jezelf gerust kan stellen. Je geeft geld aan de collecte, je doet wat vrijwilligerswerk. Maar het zal nooit de echte vrede geven waarin je weet dat het einde in de hemelse stad zal eindigen zolang je niet op het smalle pad wandelt. Want op het smalle pad dan laat je je oude ik achter, waarmee je die goede daden probeerde te doen.
Jezus laat hier zien wat we wel moeten doen. Als een kind onszelf overgeven aan de Vader. We moeten er alles aan doen om die smalle poort binnen te gaan. En ‘alles’ betekend alles loslaten, ons leven loslaten van waar we aan vastzitten. De smalle poort binnen gaan is als een kind gewoon in de armen van God liggen en er op vertrouwen dat Hij voor ons zorgt.
15 Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan.’ 16 Hij nam de kinderen in zijn armen en zegende hen door hun de handen op te leggen. (Markus 10:15,16)
En nu zijn er mensen die hier niet tegen kunnen. ‘We moeten toch zelf ook werken, we moeten toch ook…..’ En daar gaan we nu net de fout in. Dat zijn onze trots gedachten die het niet kunnen loslaten. Maar we moeten juist volledig op God durven te vertrouwen in Zijn liefde.