15 En zij brachten ook de jonge kinderen bij Hem, opdat Hij die zou aanraken. En toen de discipelen dat zagen, bestraften ze hen. 16 Jezus echter riep die kleinen tot Zich en zei: Laat de kleine kinderen tot Mij komen en verhinder hen niet, want voor zulke mensen is het Koninkrijk van God. 17 Voorwaar zeg Ik u: Wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal daarin beslist niet binnengaan. (Lukas 18:15-17)
Soms kunnen kinderen zo onbeschoft zijn, ze stellen bijvoorbeeld vragen die ze niet horen te vragen. De grote mensen generen zich als een kind vraagt waarom iemand een dikke buik heeft. De ouders voelen zich tekort schieten als een kind gewoon zonder te blikken of blozen om een snoepje vraagt van een vreemde. Maar het is juist deze kinderlijke eenvoud waar Jezus op doelt.
Opmerkelijk is ook dat Jezus hier twee verschillende manieren beschrijft. Jezus heeft het over het ontvangen van het Koninkrijk van God en daarnaast over het ingaan in het koninkrijk. De manier waarop wij het Koninkrijk van God ontvangen bepaalt of wij binnen zullen gaan. Dit is heel belangrijk om ons te realiseren, want zoals zo vaak aangegeven in de overdenkingen gaat het allemaal niet vanzelf.
Het is als bij de gelijkenis waarin Jezus vertelde over een man bij wie een lening was kwijtgescholden. En op het moment dat hij een andere persoon ontmoet die hem ook iets terug moet betalen wordt hij boos en eist hij het kleine beetje met alle geweld op. Hij kan daarna fluiten naar de genade van zijn meester en moet zelf de gevangenis in.
God wil ons Zijn Koninkrijk geven, het is beschikbaar voor iedereen. Maar wat is onze motivatie? Het advies van Jezus is duidelijk, we moeten als kinderen zijn, als baby’s die afhankelijk zijn van hun ouders. Zoals een baby de fles drinkt moeten wij God toelaten in ons leven.
Dat betekent dat wij God niet gaan dicteren hoe het koninkrijk er uit moet zien. Het betekent dat wij het van Hem verwachten en open staan voor alles wat Hij wil doen in ons leven om het Koninkrijk werkelijkheid te laten zijn in ons leven. Dat zou kunnen betekenen dat ons leven er niet uit ziet zoals wij voor ogen hebben. En als kinderen zullen we daar niet over nadenken, maar zullen we gewoon doen wat de Vader van ons vraagt.
En zolang we daar niet toe bereidt zijn zullen we het niet kunnen ingaan. Zolang wij blijven vasthouden aan wat wij voor ogen hebben, hoe religieus het ook mag lijken zijn we geen kleine kinderen die het van de Vader verwachten.