25 En hij stond onmiddellijk voor hun ogen op, en nadat hij datgene opgenomen had waarop hij gelegen had, ging hij naar zijn huis, terwijl hij God verheerlijkte. 26 En ontsteltenis greep hen allen aan en zij verheerlijkten God, en werden vervuld met vrees en zeiden: Wij hebben vandaag ongelofelijke dingen gezien. (Lukas 5:25-26)
Onmiddellijk. Het is een medisch raadsel zouden ze in onze tijd zeggen, het is nog niet te verklaren. We zouden het ons eens moeten voorstellen, een verlamde man waarbij er op dat moment kracht in de benen komt. Hij ligt daar als een zak aardappelen en op eens komt daar de kracht van God in zijn benen en onmiddellijk kan hij staan. Niet als een pasgeboren gazelle die nog even moet wennen aan het op de benen staan, maar als een sterke man.
En alsof het de normaalste zaak van de wereld is pakt hij zijn spullen bij elkaar en gaat naar huis, God verheerlijkend. Dat is nog eens Gods heerlijkheid zien, dit is wat anders dan een preek waarvan we blij zijn dat hij na een uur wel voorbij is. Dit is Gods hand.
Dit moet iets met ons doen, God die zo sterk Zijn aanwezigheid laat zien. Dit moet ons hongerig maken voor meer van Hem. Wij kunnen met onze nuchterheid zo rauw over deze verzen heen lezen, alsof het gewoon geschiedenis is. Wanneer is het voor ons de laatste keer dat er iemand zo uit zijn rolstoel opstond?
We kunnen zoveel redenen verzinnen, maar er is simpelweg geen reden om hier nuchter op onze stoel bij te blijven zitten. Dit moet een honger geven naar Gods hand, zoals het volk Israël ook hongerig was naar de hand van God in de tijd van Jezus. Hoeveel psalmen kijken niet terug naar de tijd dat Mozes het volk uit Egypte door de woestijn leidde en hoeveel van die psalmen verlangde naar Gods hand op dat moment?
Zo moet er in ons ook een honger zijn naar Gods hand. Dit is niet God verzoeken, dit is geloof, dit is reikhalzend uitkijken naar Gods heerlijkheid. De mensen waren hongerig en toen ze het zagen verheerlijkten ze God omdat Hij zo vol van goedheid is. Dat wat ze alleen hadden gehoord in de synagoge gebeurd nu voor hun ogen. Geprezen zij de Heer.