9 Wie zegt dat hij in het licht is en zijn broeder haat, die is tot nog toe in de duisternis. 10 Wie zijn broeder liefheeft, blijft in het licht, en er is in hem niets dat anderen doet struikelen. 11 Maar wie zijn broeder haat, is in de duisternis en wandelt in de duisternis, en weet niet waar hij heen gaat, omdat de duisternis zijn ogen verblind heeft. (1 Johannes 2:9-11)
Een ander voorbeeld van Johannes, hoe hij de grenzen van het wandelen in God zo strak trekt. Hij laat weer geen ruimte over voor eigen interpretatie. En daarom vind ik dit bijbelboek zo mooi en duidelijk. Zoals een en een, twee is, zo kunnen wij nooit in de aanwezigheid van God wandelen en onze broeder haten.
Als we dit lezen en het klopt dat er nog steeds haat is in ons leven, dan hebben twee opties. Of we blijven vasthouden aan die haat en zien het onmogelijk om in het licht te wandelen. Of we laten de haat los en verlangen er naar om onze broeder lief te hebben.
Een andere optie wil Johannes absoluut uitsluiten. De optie dat we doorgaan met de haat in ons leven en toch denken dat we in het licht wandelen. Dit is onmogelijk. In de werkelijkheid zijn we dan verblind door de duisternis en kiezen we er voor om door te gaan met de haat in ons leven.
Haat is niet van God, het is de duisternis. Het zit hem in de naam van de duivel, hij wil tweedracht zaaien. Haat is zijn hart, is zijn verlangen.
1 (Een pelgrimslied, van David) Zie, hoe goed en hoe lieflijk is het dat broeders ook eensgezind samenwonen. 2 Het is als de kostelijke olie op het hoofd, die neerdruipt op de baard, de baard van Aäron, die neerdruipt op de zoom van zijn priesterkleed. 3 Het is als de dauw van de Hermon die neerdaalt op de bergen van Sion. Want daar gebiedt de HEERE de zegen en het leven tot in eeuwigheid. (Psalm 133)
Maar de Heere woont daar waar broeders eensgezind samenwonen. God wil Zijn stempel drukken op de plek waar Zijn liefde regeert. Dit moet onze inspanning zijn in ons leven. Niet langer moeten we haten en mensen van ons wegduwen. We moeten lief hebben en het licht van God in ons leven laten schijnen.
Heel psalm 133 heeft David gewijd aan deze gedachte. Daar waar de vrede van God regeert, daar waar Zijn liefde openbaar wordt gemaakt in ons leven, daar wil God Zijn zegen uitstorten.
Laten we onszelf niet voor de gek houden en denken dat we werkelijk in het licht van God wandelen ondanks dat er haat in ons leven is. Alleen als we er voor kiezen om lief te hebben kunnen we werkelijk met God wandelen in dit leven.