46 Jezus dan kwam opnieuw te Kana in Galilea, waar Hij van water wijn gemaakt had. En er was een zekere koninklijke hoveling, wiens zoon ziek lag in Kapernaüm. 47 Toen deze hoorde dat Jezus uit Judea in Galilea was gekomen, ging hij naar Hem toe en vroeg Hem te komen en zijn zoon gezond te maken, want hij lag op sterven. 48 Jezus dan zei tegen hem: Als u geen tekenen en wonderen ziet, zult u beslist niet geloven. (Johannes 4:46-48)
Dit gedeelte moeten we in de context zien van de regel: ‘een profeet in zijn eigen vaderstad geen eer ontvangt.’ in vers 44. Jezus is hier aangekomen op de plek waar Hij is opgegroeid. Mensen zullen niet zo snel iets van Hem aannemen, want Hij is per slot van rekening een van hen.
Johannes wil met dit gedeelte iets duidelijk maken. Hij verweeft de afkeer van de mensen van de vaderstad van Jezus met het geloof van een hoveling voor de genezing van zijn zoon. De mensen staan klaar met hun kritiek en verbale geweld, maar Jezus staat klaar om er te zijn voor die mensen die Hem wel willen ontvangen. Mensen die wel verlangen naar de werken van Jezus in hun leven.
Deze hoveling moet de mensen om hem heen beschamen. Waar de mensen op zitten te wachten, is het deze man die verlangt naar het wonder in zijn eigen leven. De mensen verlangen niet naar de hand van God in hun leven, zij willen eerst zien wat Jezus allemaal kan doen. En dan zullen ze wel kijken of ze behoefte hebben aan Jezus in hun leven.
Het geloof van de mensen ligt op het nul punt, ze zijn te kritisch om te geloven in de liefde van Jezus. Eerst zien en dan geloven. Het lijkt wel een beetje op de de houding van ons christenen in het westen. We accepteren Jezus voor zover we Hem nodig denken te hebben. Maar om echt Zijn liefde in ons leven te accepteren met alle wonderen die daarbij horen gaat ons te ver. Eerst zien en dan geloven.