19 U gelooft dat God één is en daar doet u goed aan. Maar ook de demonen geloven dit, en zij sidderen. 20 Maar wilt u weten, o nietig mens, dat het geloof zonder de werken dood is? (Jakobus 2:19-20)
Geloof is niet hetzelfde als een mening hebben. Omdat jij denkt dat Jezus voor jouw zonden gestorven is en dat je daarmee in de hemel komt, betekend nog niet dat je geloof hebt. Geloof is niet een bepaalde manier van denken maar een manier van werken.
Dat wil Jakobus ook in dit gedeelte uitleggen. We kunnen niet zeggen dat we geloof hebben en er niet naar wandelen. Het geloof leeft niet in ons als het niet praktisch tot uiting komt in de daden die wij doen. Jakobus haalt het voorbeeld erbij van Abraham die Izak offerde.
21 Is Abraham, onze vader, niet uit de werken gerechtvaardigd, toen hij Izak, zijn zoon, op het altaar offerde? 22 Ziet u wel dat het geloof samenwerkte met zijn werken en dat door de werken het geloof volmaakt is geworden? 23 En de Schrift is vervuld die zegt: En Abraham geloofde God, en het is hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd. (Jakobus 2:21-23)
Als we straks voor de troon staan kunnen we niet zeggen: “Ik wist wel dat U bestond.” Het geeft ons geen enkel recht om aan de goede kant terecht te komen. Het geloof moet praktisch bewezen worden in ons leven en dat maakt ons een vriend van God.
Geloof moet blijken uit ons leven, de vruchten van ons hart. Denken dat alles geregeld is, is niet genoeg voor God. Wij moeten praktisch op Hem vertrouwen, zodat Hij weet dat wij ons leven in Zijn handen leggen. Alleen echte vrienden doen dat.