1 Toen zag ik dit: degene die op de troon zat had in zijn rechterhand een boekrol die aan beide kanten beschreven was en met zeven zegels was verzegeld. (Openbaring 5:1)
Hoofdstuk 5 gaat gewoon verder waar hoofdstuk 4 mee was begonnen. We krijgen een kijkje in het heilige der heilige van de hemel waar de troon van God is. We krijgen te zien hoe mooi God is en dat Hij waardig is om alle eer te krijgen want Hij is de bron van alles. Dit moeten we in ons hart krijgen, een houding dat Hem aanbid als de God van ons leven.
Als wij God echt leren kennen in al Zijn heerlijkheid zoals Hij hier wordt geopenbaard dan hebben wij net zo’n houding als de 24 oudsten. Dit veranderd hoe wij leven.
2 Ik zag een machtige engel die met luide stem uitriep: ‘Wie komt het toe de zegels te verbreken en de boekrol te openen?’ 3 Maar er was niemand in de hemel of op aarde of onder de aarde die de boekrol kon openen en inzien. 4 Het deed me veel verdriet dat blijkbaar niemand het verdiende om de boekrol te openen en hem in te zien. (Openbaring 5:2-4)
De aandacht wordt nu op de boekrol gericht. God heeft een boekrol in Zijn rechterhand die Hij wil delen. Iets of iemand in Zijn schepping moet er wat mee doen. Als er niemand is die er wat mee kan dan staan we in een pat-stelling. Dan is dit, wat het is.
Voordat de toekomst kan worden ontvouwd moet er iemand zijn die waardig is om deze zegels te openen. God kan het zelf wel doen maar dan is Zijn grote verlangen niet vervuld. Zijn verlangen is om met ons te leven en door te gaan in een nieuw koninkrijk waar Hij onder ons kan leven.
5 Toen zei een van de oudsten tegen mij: ‘Wees niet verdrietig. Want de leeuw uit de stam Juda, de telg van David, heeft de overwinning behaald, en daarom mag hij de boekrol met de zeven zegels openen.’ (Openbaring 5:5)
Het doet Johannes verdriet dat er niemand waardig is om deze boekrol in handen te nemen en in te zien. Een pat-stelling. En het doet mij verdriet dat er maar weinig mensen zijn die hier verdriet over zouden hebben. Want zij zien niet dat dit leven een pat-stelling is, zonder Jezus.
Ons leven is helemaal ingenomen met de verlangens van deze wereld. Wij zijn tevreden, voor ons hoeft Jezus niet terug te komen. Wij zijn blind voor het hart van God. We maken plannen alsof Jezus nooit zal terugkomen. Maar Johannes huilt.
Want dit is het niet, het echte leven moet nog komen. Het echte leven dat Jezus alleen waardig is om te ontvouwen.