16 Hij zal komen en die landbouwers ombrengen en zal de wijngaard aan anderen geven. En toen zij dit hoorden, zeiden zij: Dat nooit. 17 Maar Hij keek hen aan en zei: Wat betekent dan dit wat geschreven staat: De steen die de bouwers verworpen hebben, is tot een hoeksteen geworden? 18 Ieder die op die steen valt, zal verpletterd worden en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen. 19 En de overpriesters en schriftgeleerden probeerden op datzelfde moment de hand aan Hem te slaan. Zij waren echter bevreesd voor het volk, want zij begrepen dat Hij deze gelijkenis met het oog op hen gesproken had. (Lukas 20:16-19)
De religieuze leiders hadden aangegeven dat ze niet geloofden in hoe Jezus de toekomst beschreef. ‘Dat nooit’ was hun antwoord. En dat was geen antwoord op een vraag van Jezus, maar een resolute afwijzing van hoe Jezus hun toekomst beschreef. Ze hadden niet het idee dat zij wat verkeerds deden, zij zijn de religieuze leiders die weten hoe ze de God van Abraham moeten dienen en daar past Jezus niet bij.
En het is op deze reactie dat Jezus nu reageert. Want hoe overtuigend hun woorden ook klinken, hoe hard ze ook lijken te schreeuwen, de profetieën van het oude testament zeggen: Zeker wel.
Want deze teksten maken duidelijk dat juist datgene dat door mensen verworpen zal worden, de hoeksteen zal worden. En een ieder die met deze steen de confrontatie aan zal gaan zal, zal zichzelf er tegen stoten. Dit laatste is nog erg politiek correct beschreven, want de tekst heeft het over vermorzelen en verpletteren. Dit klinkt hard en ongevoelig en dat is het ook, maar dat heeft een reden.
We moeten het zien als een enorme steen die op zijn plek wordt gelegd. En als we het er niet mee eens zijn dan ketenen we onszelf vast op de plek waar de steen moet komen. We doen er alles aan om te voorkomen dat die steen daar terecht komt. Maar God heeft een plan en Hij houdt vast aan Zijn beloften. En Jezus is de vervulling van Zijn beloften die Hij heeft gegeven aan het volk Israël. Het is niet Zijn verlangen om mensen te verpletteren en te vermorzelen, maar op het moment dat wij Hem bewust gaan tegen werken, zal Zijn werk ons vermorzelen.
Als de religieuze leiders oprecht hadden willen kijken in hun hart, dan hadden ze gezien dat ze God aan het tegenwerken zijn. Maar dat wilden ze niet, ze wilden vast houden aan hun eigen koninkrijkje. Laten we uitkijken en Gods plannen niet dwarsbomen met onze plannen, Zijn weg zal altijd boven alles blijven staan.
Het laatste vers lijkt de profetieën te vervullen. Want ondanks Jezus’ waarschuwing willen ze nog steeds met alle geweld Jezus stoppen. Wat nog frappanter is, het is niet God die hen tegenhoudt, het is de angst voor de mensen. Hoe duidelijk kan het zijn, dat ze op de verkeerde weg zitten?