18 En het gebeurde, toen Hij in persoonlijk gebed was, dat de discipelen in Zijn nabijheid waren. En Hij vroeg hun: Wie zeggen de menigten dat Ik ben? 19 Zij antwoordden en zeiden: Johannes de Doper, en anderen: Elia, en weer anderen dat een van de oude profeten opgestaan is. 20 Hij zei tegen hen: Maar u, wie zegt u dat Ik ben? Petrus antwoordde en zei: De Christus van God. (Lukas 9:18-20)
We kunnen ons dit een beetje voorstellen, eindelijk hebben ze een beetje een rustige plek gevonden en Jezus heeft de behoefte om te bidden. De discipelen zitten er een beetje omheen, uit te rusten, misschien zachtjes het laatste wonder te analyseren met elkaar. En dan vraagt Jezus aan Zijn discipelen wat de mensen over Hem denken. Sommige mompelen wat en anderen zeggen wat hardop, maar allemaal hebben ze wel een idee. De mensen denken dat Jezus waarschijnlijk een profeet is.
Sinds de discipelen er op uitgestuurd werden is Lukas bezig met de aandacht te richten op de sterke relatie tussen Jezus en de discipelen en de manier waarop Jezus de discipelen wil onderwijzen. Jezus wil de discipelen er van bewust laten worden hoe ver zij zijn, in hoeverre zij er van overtuigd zijn dat Jezus werkelijk gestuurd is door de Vader.
Vragen stellen betekent niet dat Jezus het niet weet. Jezus stelt deze vragen niet om te weten hoe populair Hij is, Jezus stelt deze vragen om ze na te laten denken. Laat ze maar even nadenken over wat de mensen denken over Jezus. Laat ze maar even inzien dat het wel belangrijk is om te weten Wie de persoon Jezus is.
Nu ze hier over nagedacht hebben, stelt Jezus de meer directe vraag: ‘Wie zeggen jullie dat ik ben?’ En er is een groot verschil met het voorgaande antwoord. Want toen hadden de meeste discipelen zo niet alle discipelen een antwoord, maar op het moment dat het persoonlijk werd, wordt het stil. En dan is het alleen Petrus die met volle overtuiging durft te zeggen dat Jezus de Christus van God is.
Het is één ding om er op uit te gaan en wonderen te doen. Maar het is heel iets anders om Jezus werkelijk te erkennen als de Heer van ons leven als de Christus, de beloofde verlosser. Nu moeten we ons realiseren dat de discipelen joden zijn en dat dit een overtuiging is die nieuw is en er maar weinig mensen zijn die hen daarin volgden. Wij zijn er in opgegroeid, maar is Jezus werkelijk de Heer van jouw leven?
Er zijn zoveel christenen die sterk durven te staan voor een theologie. Ze hebben hun mond vol over de schepping of over homoseksualiteit. Ze kunnen met veel bravoure praten over de bijbel en heel sterk staan op bepaalde punten. Dat is hetzelfde als wat de discipelen deden, dat zijn punten die buiten onszelf liggen. Het verandert niets aan ons persoonlijk leven. Maar op het moment dat we gaan kijken naar ons persoonlijk, erkent ons dagelijks leven, onze wandel dat Jezus onze Heer is?