Markus 9:19-27, apostolische geloofsbelijdenis
De apostolische geloofsbelijdenis is het begin van ons leven met God en er zullen weinig christenen zijn die hier ook maar iets van ontkennen. Al zijn er zelfs gemeenschappen (‘kerken’) die dit zelfs niet meer serieus nemen. Maar als dit al niet meer de basis is van ons leven hoe kunnen we dan echt geloof hebben in Jezus.
De reden waarom ik zeg dat dit het begin is van ons geloof is omdat we zelfs dit kunnen erkennen en toch ongelovig kunnen zijn. Deze belijdenis is eigenlijk meer een overtuiging dan geloof. Deze belijdenis veranderd eigenlijk de betekenis van geloof zoals Jezus het bedoeld. En ik wil dit uitleggen naar aanleiding van het verhaal in Markus 9.
De discipelen konden een duivel niet uit de jongen krijgen. En Jezus noemt hen een ongelovige generatie en wil dat ze op zichzelf geloven en niet van Hem afhankelijk zijn. Zou het nu zo zijn dat op dat moment de discipelen niet dachten dat God de schepper was of dat Jezus Zijn zoon was. Nee, daar zullen ze niet aan getwijfeld hebben, dat was niet het ongeloof.
Als we de apostolische geloofsbelijdenis hiernaast houden dan kunnen wij ook de hele geloofsbelijdenis erkennen en toch de duivel niet uitwerpen. Het geloof zit hem dus niet in de belijdenis, in het erkennen dat God bestaat en dat Jezus bestaat en dat de Heilige Geest bestaat. Dat zijn slechts overtuigingen van de werkelijkheid en daarom is de belijdenis slechts een begin.
En het woord geloof in ‘geloofsbelijdenis’ is dan eigenlijk verwarrend. De man komt naar Jezus toe en roept het uit, als u het kunt maak mijn zoon vrij. Jezus vraagt de man: “ALS IK HET KAN?”. Alsof ik het niet zou kunnen, daar hangt het helemaal niet vanaf. Het hangt af van je geloof, want alles is mogelijk voor hen die geloven.
Ik geloof, help mij mijn ongeloof te overwinnen. En daar moeten wij ook komen, komen op een punt dat alles van God afhankelijk is. Dat we in alles van Hem afhankelijk zijn en daarop moeten vertrouwen. Daar komt geloof aan te pas voor de werkelijkheid in ons leven. Als we ziek zijn of als we andere problemen hebben, dan moet ons geloof naar buiten komen. En dan kunnen we de geloofsbelijdenis nog steeds erkennen en geen geloof hebben.
Laten we vertrouwen op God dat Hij wil genezen, Zijn naam is genezer. Laten we vertrouwen op God dat Hij voor ons wil zorgen, Zijn naam is vooziener. Laten we verder gaan dan de belijdenis en werkelijk geloof ontwikkelen.