49 De koninklijke hoveling zei tegen Hem: Heere, kom voordat mijn kind sterft. 50 Jezus zei tegen hem: Ga heen, uw zoon leeft. En de man geloofde het woord dat Jezus tegen hem zei, en ging heen. 51 En reeds terwijl hij afdaalde, kwamen zijn slaven hem tegemoet en berichtten hem: Uw kind leeft! (Johannes 4:49-51)
Ondanks de opmerking die Jezus maakt naar de omstanders, is deze man alleen maar bezorgd om de gezondheid van zijn zoon. En Jezus schijnt voor hem de enige of misschien de laatste redding te zijn. De koninklijke hoveling is er zeker van dat Jezus zijn zoon kan genezen voordat het komt te overlijden.
We kunnen hier de Goddelijke autoriteit van Jezus goed zien. Jezus heeft alle autoriteit hier op aarde gekregen en geen enkele wetenschapper zal dit kunnen uitleggen. Jezus’ woorden zijn genoeg om de genezing van deze jongen te laten gebeuren. Net als de woorden die God sprak bij de schepping van deze aarde, schept Jezus in deze jongen een gezond lichaam.
De hoveling gaat terug naar huis met geloof. En als hij thuis aankomt blijkt het dat de jongen genezen was op het moment dat Jezus de woorden van genezing uitsprak. Waar er een grote menigte vol ongeloof is, is er deze ene man die op Jezus vertrouwt voor de genezing van zijn zoon. In welk kamp behoren wij? Hebben wij zoveel vertrouwen in de woorden van Jezus?
De beloften van bescherming, de beloften van voorziening, de beloften van genezing waar de bijbel vol van staat, vertrouwen wij daar nog op? Natuurlijk het bewijs is er niet, we horen of zien nauwelijks bewijzen van deze beloften om ons heen, maar dat is nu precies wat geloof is. Er op vertrouwen zonder dat het nog zichtbaar is.
De hoveling wist nog van niets, maar vertrouwde op Jezus en ging naar huis. Zo moeten wij ook vertrouwen zonder dat we het nog maar gezien hebben. Vertrouwen op de liefde van de Vader die in al de beloften worden bevestigd.