19 De offers voor God zijn een gebroken geest;
een verbrijzeld en verslagen hart zult U, o God, niet verachten. (Psalm 51:19)
Voor Israel stond het brengen van offers gelijk aan het komen voor Zijn aangezicht. Offers brengen was een bewuste actie waarmee men aangaf de Heere te zoeken, dit kon zijn voor het offeren voor de vergeving van hun zonden, maar ook voor de standaard rituelen bij de geboorte van een kind bijvoorbeeld. Het belangrijkste was dat men God betrok bij hun leven of het nu even goed ging of niet.
Het probleem was en is dat rituelen ons oppervlakkig maakt. Want we kunnen wel triest doen over de leegloop van de kerk, maar is het niet onze eigen schuld? Wat heeft de kerkgang nog te betekenen op geestelijk niveau? We komen en gaan, maar het veranderd ons niet, het raakt ons niet in ons hart. En voordat we de liturgie of de dominee de schuld geven, denk eerst even na over wat het voor jou betekend.
De manier waarop David het hier beschrijft gaat over het hart. Zo moeten we voor God komen, het gaat niet om onze kleren of onze trouw die we elke week laten zien. Het gaat om ons hart, hoe staan we in dit leven? Of nog sterker, hoe staan we voor Gods troon? Want wat David hier laat zien is het hart achter zijn berouw.
Natuurlijk hoeven we niet elke week met een gebroken geest voor God te staan. Maar het gaat om het hart, een oprecht hart. Als jij thuis niet met God praat dan zal jouw kerkgang niet veel te betekenen hebben. Want het leeft niet in jouw hart. Begin de dag met gebed, begin de dag, elke dag met een knipoog naar de Vader. Want dan wordt het echt, dan begint het te leven. Een hart dat oprecht is.