God dienen

2 Timotheus 1

3 Ik dank God, Die ik van mijn voorouders aan dien met een rein geweten, terwijl ik zonder ophouden aan u denk in mijn gebeden, nacht en dag. (2 Timotheus 1:3)

Dit vers moet onze bekrompen gedachten bevrijden, wij die met de oogkleppen op lopen van onze kerkelijke stroming vergeten dat we een God dienen die de hele aarde geschapen heeft. Wij zitten zo vast in de gedachte dat onze gemeente de beste is, wij voelen ons er zo thuis, maar God zal nooit naar onze religieuze stroming vragen als we voor Zijn troon staan.

Paulus is hier heel duidelijk, hij heeft altijd God gediend. Ook toen hij de christenen aan het vervolgen was, diende hij God. En dat klinkt zo raar in onze oren, hoe kan Paulus die tegen God aan het vechten was nu God dienen? Paulus was er namelijk van overtuigd dat Hij God aan het dienen was toen hij de christenen aan het vervolgen was. Zijn hart was oprecht en vol van passie en met diezelfde passie ging hij na zijn roeping door.

Denk aan de boodschapper die bij Jozua op bezoek kwam. Jozua vroeg hem of hij voor hem was of tegen hem. Het antwoord was veelzeggend, de boodschapper was niet voor hem of tegen hem, de boodschapper diende God. Wij horen niet bij een gemeente, wij horen bij de kerk van Jezus Christus en daar is er maar 1 van.

Er is maar 1 lichaam van Christus en het hangt af van ons hart of we daar bij horen en niet van de gemeente waar we bij horen. Dit moet ons aan het denken zetten. Dienen we God of dienen we een religie, zoeken we Zijn koninkrijk of zoeken we het koninkrijkje van onze gemeente?

Het kerkelijk landschap zou er heel anders uitzien als we God gingen dienen zoals Paulus dat deed. Dan zijn onze ogen namelijk op Hem gericht, we verlangen dan Zijn wil te doen. Hij is de God van hemel en aarde, Hij heeft iedereen geschapen, Hem moeten wij dienen. Hij past niet in ons kerkgebouwtje, Hij heeft geen voorkeur voor onze denominatie, Hij regeert en is op zoek naar mensen die Hem willen dienen.

This entry was posted in 55 2 Timotheus. Bookmark the permalink.